Avoir en Etre zijn makkelijk…
Werk jij in een internationale omgeving en wil je indruk maken met foutloos Frans? Avoir (hebben) en être (zijn) zijn onmisbare werkwoorden die je absoluut onder de knie moet krijgen. Of het nu gaat om het schrijven van e-mails, het maken van rapporten of het voorbereiden van afspraken, met een stevige basis in deze werkwoorden maak je jouw correspondentie een stuk professioneler. In dit artikel leggen we alles helder uit, met praktische voorbeelden die je meteen kunt toepassen.
Tegenwoordige tijd: Être en avoir
De vervoegingen van être en avoir in de tegenwoordige tijd komen in bijna iedere Franse zin terug. Daarom is het slim om deze goed in je hoofd te prenten.
Avoir (hebben)
- ik heb = j’ai
- jij hebt = tu as
- hij/zij/men heeft = il/elle/on a
- wij hebben = nous avons
- jullie hebben/u heeft = vous avez
- zij hebben = ils/elles ont
Let op de uitspraak van ils ont, dat klinkt als “ilzont”.
Être (zijn)
- ik ben = je suis
- jij bent = tu es
- hij/zij/men is = il/elle/on est
- wij zijn = nous sommes
- jullie zijn/u bent = vous êtes
- zij zijn = ils/elles sont
Ook hier een handige tip: ils sont klinkt als “ilsont”.
Passé composé: de basisregels uitgelegd
Als je over het verleden praat in je e-mails of rapportages, gebruik je vaak de passé composé. Deze maak je met een hulpwerkwoord (avoir of être) en een voltooid deelwoord.
Wanneer gebruik je avoir of être?
Avoir gebruik je meestal: J’ai trouvé (ik heb gevonden).
Voorbeelden:
- Il a signé le contrat (hij heeft het contract getekend)
- Nous avons envoyé les documents (wij hebben de documenten verzonden)
- Vous avez confirmé la afspraak (jullie hebben de afspraak bevestigd)
Être gebruik je bij bewegingen en wederkerende werkwoorden: Je suis rentré(e) (ik ben thuisgekomen).
Voorbeelden:
- Ils sont arrivés au bureau (zij zijn op kantoor aangekomen)
- Elle s’est présentée à de vergadering (zij heeft zich voorgesteld tijdens de vergadering)
- Nous sommes partis à temps (wij zijn op tijd vertrokken)
Regels voor geslacht en meervoud
Bij être moet je het voltooid deelwoord aanpassen aan het onderwerp:
- Je suis rentré (man) vs. Je suis rentrée (vrouw).
- Nous sommes rentrés (mannen of gemengd) vs. Nous sommes rentrées (alleen vrouwen).
Wederkerende werkwoorden en beweging
Werkwoorden zoals se lever (opstaan) of partir (vertrekken) worden altijd vervoegd met être. Dit geldt ook voor wederkerende werkwoorden die vaak in alledaagse situaties voorkomen.
Voorbeelden:
- Je me suis levé(e) – Ik ben opgestaan.
- Ils sont partis – Zij zijn vertrokken.
- Elle s’est excusée pour de vertraging – Zij heeft zich verontschuldigd voor de vertraging.
Let op uitzonderingen: bij sommige bewegingen gebruik je avoir als er een lijdend voorwerp in de zin staat:
- Il a monté les escaliers – Hij heeft de trap opgelopen.
- Nous avons descendu les dossiers – Wij hebben de dossiers naar beneden gebracht.
Vervoegingen: Alle tijden op een rij
Om goed voorbereid te zijn op elke situatie in je internationale communicatie, is het handig om de vervoegingen van avoir en être in meerdere tijden te kennen.
Avoir
- Tegenwoordige tijd: j’ai, tu as, il a, nous avons, vous avez, ils ont
- Passé composé: j’ai eu, tu as eu, il a eu, nous avons eu, vous avez eu, ils ont eu
- Futur: j’aurai, tu auras, il aura, nous aurons, vous aurez, ils auront
- Conditionnel: j’aurais, tu aurais, il aurait, nous aurions, vous auriez, ils auraient
Être
- Tegenwoordige tijd: je suis, tu es, il est, nous sommes, vous êtes, ils sont
- Passé composé: j’ai été, tu as été, il a été, nous avons été, vous avez été, ils ont été
- Futur: je serai, tu seras, il sera, nous serons, vous serez, ils seront
- Conditionnel: je serais, tu serais, il serait, nous serions, vous seriez, ils seraient
Conditionnel: Hoe gebruik je deze tijd praktisch?
De conditionnel is ideaal als je beleefd en professioneel wilt overkomen, bijvoorbeeld in e-mails met klanten of collega’s. Het wordt gebruikt om beleefde verzoeken te doen, voorstellen te bespreken of hypothetische situaties uit te drukken. Denk eraan: in het Frans klinkt de conditionnel net even vriendelijker en subtieler dan een directe formulering.
Praktische voorbeelden:
- Je voudrais fixer un rendez-vous. (Ik zou graag een afspraak willen maken.)
- Nous aimerions discuter des possibilités. (Wij zouden graag de mogelijkheden bespreken.)
- Pourriez-vous m’envoyer les documents nécessaires? (Zou u mij de benodigde documenten kunnen sturen?)
- Si nous avions plus de tijd, nous préparerions une uitgebreide presentatie. (Als we meer tijd hadden, zouden we een uitgebreide presentatie voorbereiden.)
Bekijk ook andere handige artikelen over de Franse taal:
- Hoe maak je een formele Franse brief?
- Telefoonzinnen in het Frans
- Op zoek naar een cursus Frans? Kijk dan eens bij Taleninstituut Formilangue.
Volg ons