Engelse taalonderdelen die vaak fout gaan
Dat het Engels af en toe een lastige taal is, heb je vast al wel eens gemerkt. Het niveau van mensen die daadwerkelijk in Engelstalige landen geboren zijn lijkt soms mijlen ver weg van jouw Engelse taalniveau. Maar wist je dat zelfs moedertaalsprekers nog wel eens twijfelen over bepaalde taalonderdelen? In dit blog worden een aantal van deze onderdelen op een rij gezet, waardoor jij in ieder geval niet meer hoeft te twijfelen!
1 Onduidelijk gebruik van werkwoordsvervoegingen
In het Engels komt er bij de derde persoon (he, she of it) een -s achter de stam van het werkwoord. Dit kan echter fout gaan wanneer het onderwerp onduidelijk is. Kijk maar eens naar de volgende voorbeeldzinnen:
FOUT Every one of those people want_ to apply for the job.
GOED Every one of those people wants to apply for the job.
De verwarring komt door het onderwerp. Door de woorden those people wordt het onderwerp verward als meervoud-zijnde. In dat geval zou het correct zijn om geen -s achter de stam van het werkwoord te plaatsen. Omdat het complete onderwerp every one of those people is, moet er een -s achter het werkwoord.
2 Verwarring tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
Wat precies het verschil is tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden weet je vast. Toch zorgt het gebruik van deze woorden in een zin voor veel twijfels in het Engels. Het gebruik van een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord en vice versa lijkt namelijk goed, maar is toch fout.
FOUT He presented really good.
GOED He presented really well.
FOUT Abbie feels very badly about her application.
GOED Abbie feels very bad about her application.
3 Verwarring door ‘is’ en ‘are’ bij samenvoegingen
Bij samenvoegingen kan het gebruik van het werkwoord soms fout gaan. Het komt dan namelijk voor dat het verkeerde werkwoord wordt gebruikt.
FOUT There’s some tasks I want you to do today.
GOED There are some tasks I want you to do today.
FOUT There’s approximately ten people at today’s meeting.
GOED There are approximately ten people at today’s meeting.
4 Het verschil tussen ‘lie’ en ‘lay’
De woorden klinken hetzelfde, maar zodra je ze op moet schrijven… twijfels! ‘Lie’ is een werkwoord dat je nooit combineert met een lijdend voorwerp. ‘Lay’ is daarentegen een werkwoord dat je juist wel altijd combineert met een lijdend voorwerp.
FOUT Let’s lie the papers on her desk.
GOED Let’s lay the papers on her desk.
FOUT Let’s lay down for a minute.
GOED Let’s lie down for a minute.
5 Verwarring tussen ‘fewer’ en ‘less’
De woorden betekenen hetzelfde, maar kunnen niet allebei in elk geval gebruikt worden. Wanneer dan wel? ‘Fewer’ wordt gebruikt voor telbare zelfstandig naamwoorden. ‘Less’ wordt gebruikt voor niet-telbare zelfstandig naamwoorden. Toch gebruiken mensen het woord ‘less’ vaak voor telbare zelfstandig naamwoorden, maar dit is in principe fout.
FOUT I host less meetings than I used to.
GOED I host fewer meetings than I used to.
FOUT I drank fewer water today than yesterday.
GOED I drank less water today than yesterday.
Natuurlijk zijn er nog meer verwarrende taalonderdelen van het Engels op te noemen, maar door met deze vijf te oefenen zorg je in ieder geval voor een verbetering van jouw Engelse taalgebruik.
Succes!
Met dank aan: Anneke Drijver, Improve Your Business English
Volg ons