Schrijver: houd rekening met je lezers
Heb jij dat ook weleens: dat je iets een paar keer moet lezen om goed te begrijpen wat er staat? De schrijver heeft dan onvoldoende rekening gehouden met zijn lezers. En dat is precies waar het bij begrijpelijk schrijven om gaat. Peter van der Horst heeft hier een handig boek over geschreven: Duidelijke taal – de hoofdzaken van begrijpelijk schrijven.
Gebruiksaanwijzingen, bijsluiters, circulaires, brieven… allemaal teksten bedoeld om de lezer ergens over te informeren of om vragen te beantwoorden. Jammer genoeg zijn die vaak niet duidelijk genoeg. Je moet ze vaak meer dan één keer lezen om te begrijpen wat de bedoeling is. Het kan natuurlijk aan het onderwerp van een tekst liggen dat je die niet goed begrijpt. De werking van een computer is nu eenmaal moeilijker uit te leggen dan die van een schakelaar. Maar vaak is de schrijver de boosdoener als een tekst niet duidelijk is. Het gaat er dan altijd om dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn lezers. Maar wat wil dat precies zeggen? Om te beginnen moet een schrijver bedenken voor wie zijn tekst bedoeld is. Bijvoorbeeld voor kinderen of volwassenen? Ook het opleidingsniveau is natuurlijk belangrijk; je schijft immers niet hetzelfde voor academici als voor scholieren.
Hoe doe je dat: duidelijk schrijven?
Er is een tijd geweest dat men vond dat de zinslengte een van de belangrijkste factoren was om begrijpelijk te schrijven. Er waren ingewikkelde formules bedacht waarmee de beste zinslengte bepaald zou kunnen worden. De waarde van die adviezen blijkt maar heel betrekkelijk te zijn. Natuurlijk loop je met heel lange zinnen meer kans dat die niet duidelijk zijn dan met korte zinnen, maar dat hoeft niet beslist zo te zijn. Veel belangrijker dan de lengte is de afwisseling van korte en lange zinnen. Maar maak de zinnen liever gemiddeld niet langer dan ongeveer 20 woorden. Gemiddeld dus! Maar nogmaals: de zinslengte is niet de belangrijkste factor als het om duidelijke taal gaat. Andere zaken zijn namelijk belangrijker. Een paar daarvan zijn het woordgebruik, de constructie van zinnen, actieve taal en leestekens.
Woordgebruik
Als je het over woordgebruik hebt, moet je in de eerste plaats denken aan moeilijke woorden. Want als íéts een tekst moeilijk maakt, zijn dat natuurlijk moeilijke woorden. ‘Moeilijk’ is een rekbaar begrip, want wat voor mij moeilijk is, hoeft dat voor jou niet te zijn. En andersom. Dat heeft alweer onder andere te maken met opleiding, beroep en leeftijd. Maar wat moeten we dan onder moeilijk verstaan? Een woord is moeilijk als de lezer niet of niet direct begrijpt wat het betekent. Het gaat vaak om vreemde woorden: woorden die aan andere talen ontleend zijn, zoals indicatie, fluctuatie, complex, intentie, urgent. Natuurlijk zijn die niet onjuist, maar als de lezer er moeite mee heeft, moeten ze niet gebruikt worden. Dat geldt niet alleen voor vreemde woorden, want je moet ook uitkijken met oude of nieuwe woorden. Voor beide geldt dat het niet ondenkbaar is dat de lezer ze niet kent. Wat denk je bijvoorbeeld van onverwijld en derhalve? Zulke ouderwetse woorden horen, in plaats van direct en daarom, niet thuis in een tekst. En ook zal niet iedereen de betekenis van nieuwe woorden zoals vliegschaamte, gasklever en coronakapsel kennen.
De constructie van zinnen
En dan actieve taal. Een zin als Door ons is u meegedeeld dat … doet heel afstandelijk, onpersoonlijk aan. Als we die passieve, lijdende constructie door de bedrijvende vorm vervangen, is de zin een stuk persoonlijker geworden: Wij hebben u meegedeeld dat … Nog een voorbeeld van hoe het niet moet: De aandacht wordt erop gevestigd dat de gevraagde inlichtingen voor 31 maart verstrekt moeten worden. Zonder de twee lijdende vormen wordt het toch een stuk beter? Dus: Wij vestigen er de aandacht op dat u de gevraagde inlichtingen voor 31 maart moet verstrekken. Het komt natuurlijk op hetzelfde neer, maar de tweede versie doet plezieriger aan.
Nog belangrijker dan woordgebruik en lijdende vormen is de constructie van een zin. Daar is veel over te zeggen, maar ik wil er twee belangrijke dingen uit kiezen, namelijk de tangconstructie en de naamwoordconstructie.
Met de term tangconstructie geven we aan dat woorden die bij elkaar horen, zo ver uit elkaar staan dat dit ten koste gaat van de begrijpelijkheid. Een voorbeeld: Er zijn in de afgelopen jaren heel wat studies op het gebied van modellering, mineralen en materialen gedaan. Fout is zo’n zin zeker niet, maar prettiger leesbaar wordt die met de volgende formulering: Er zijn in de afgelopen jaren heel wat studies gedaan op het gebied van modellering, mineralen en materialen. Door gedaan naar voren te halen wordt de zin beter leesbaar. Een enkele keer zo’n tangconstructie is geen probleem, maar als een tekst veel van zulke constructies bevat, belemmert dat zeker de duidelijkheid.
Als tweede voorbeeld van onduidelijke constructies noemde ik de naamwoordconstructie. Een voorbeeld: Het duidelijk in kaart brengen van onze activiteiten kan tot een positiever beeld leiden. Zo’n zin leest niet prettig omdat het naamwoord het in kaart brengen een remmende invloed op de begrijpelijkheid heeft. Daarom kunnen we naamwoorden vaak beter vervangen door werkwoorden, want die drukken de werking, de activiteit beter uit. Daarom liever: Als we onze activiteiten in kaart brengen, kan dat tot een positiever beeld leiden. Nu is het ook duidelijk wie iets doet: we. Nog een voorbeeld: We hebben met een aantal fabrikanten de afspraak gemaakt om tot beperking van de productie van dit artikel te komen. Liever: We hebben met een aantal fabrikanten afgesproken om de productie van dit artikel te beperken. Ook nu geldt: die naamwoordconstructies zijn niet onjuist, maar als ze vaak in een tekst voorkomen, zijn ze slecht voor de begrijpelijkheid.
Actieve taal en leestekens
Nog een onderwerp dat heel belangrijk is om je teksten duidelijk te krijgen: leestekens. Die kunnen een tekst een stuk begrijpelijker maken én misverstanden voorkomen. Er is heel wat over dit onderwerp te melden: het boek Nieuwe leestekenwijzer, dat ik vorig jaar heb geschreven, had bijna 400 pagina’s.
Van alle leestekens is de komma waarschijnlijk het lastigst. Berucht is het kommaprobleem in bijvoeglijke zinnen. Een eenvoudig voorbeeld: De bezoekers die te laat waren, mochten niet meer naar binnen. Deze zin wil zeggen dat alleen de laatkomers niet meer werden toegelaten. Staat er voor die een komma, dan gaat het om alle bezoekers. Muggenzifterij? Dat lijkt misschien zo, maar een komma of juist niet heeft al heel wat keren tot problemen geleid, met zelfs rechtszaken tot gevolg.
Hier nog een paar voorbeelden van zinnen waarin een komma (of juist niet) de betekenis bepaalt. Je moet gaan, want ik verwacht nog ander(,) vervelend bezoek. De meeste betrokkenen zeggen(,) niet(,) te weten waar deze ontwikkelingen toe zullen leiden.
Er valt nog veel meer te zeggen over duidelijke taal. De belangrijkste onderwerpen vind je in het onlangs verschenen boek Duidelijke taal – de hoofdzaken. Niet alleen de onderwerpen die in dit artikel aan bod komen, krijgen daar meer aandacht, maar ook onder andere afkortingen, voorzetsels, persoonlijke taal en opsommingen. Het boek bevat veel voorbeelden en oefeningen met een voorstel tot verbetering.
Peter van der horst, docent Nederlands en zelfstandig tekstadviseur, heeft vele artikelen, cursussen en boeken geschreven, waaronder Stijlwijzer, Redactiewijzer, De Taalgids en Nieuwe leestekenwijzer.
Duidelijke taal – de hoofdzaken van begrijpelijk schrijven kun je bestellen via Uitgeverij Garant, 148 blz. en kost € 16,90.
Volg ons