Taalkwestie: Het zit op de bank en het zapt / appt
Mijn zoons zitten op de bank; de een zapt, de ander appt. Het werkwoord zappen vervoeg je met één p, het werkwoord appen met twee p’s. Raar toch?
Mijn zoons zitten op de bank; de een zapt, de ander appt. Het werkwoord zappen vervoeg je met één p, het werkwoord appen met twee p’s. Raar toch?
Volg ons