Nooit meer een dt-fout maken?
Is het nu ‘jij word’ of ‘jij wordt’? ‘Red mij’ of ‘redt mij’? Lastig? Maak je geen zorgen! We leggen het nog even heel duidelijk uit.
Tegenwoordige tijd
De dt-regel kan eigenlijk heel makkelijk zijn, vooral in de tegenwoordige tijd. De regel:
– ik + stam: ik kom, ik loop, ik word, ik vind
– stam + ik: kom ik, loop ik, word ik, vind ik
– jij + stam + t: jij komt, jij loopt, jij wordt, jij vindt
– stam + jij: kom jij, loop jij, word jij, vind jij
– u + stam + t: u komt, u loopt, u wordt, u vindt
– stam + t + u: komt u, loopt u, wordt u, vindt u
– hij + stam + t: hij komt, hij loopt, hij wordt, hij vindt
– stam + t + hij: komt hij, loopt hij, wordt hij, vindt hij
Ik drink nooit t(hee)!
Dat zinnetje ken je misschien nog wel, en het kan echt helpen om bovenstaande regel te onthouden. Ik drink nooit thee, jij drinkt thee – drink jij thee?
Het is trouwens heel handig om een standaardwerkwoord te kiezen, zoals ‘drinken’ of ‘lopen’. Weet je bijvoorbeeld niet of je ‘word jij’ of ‘wordt jij’ moet schrijven, denk dan even aan ‘loop jij’ of ‘loopt jij’ – daar hoor je direct wat het moet zijn. En ik drink zeker nooit ‘d’…
In de tegenwoordige tijd moet je nooit een ‘d’ toevoegen. Je zegt niet ‘jij loopd’, dus ook niet ‘jij veranderd’ of ‘hij organiseerd’.
Wat is het onderwerp?
Het is niet altijd even makkelijk om te zien wat het onderwerp is, vooral bij ‘je’. Daarom deze handige tip: vervang ‘je’ door ‘jij’ of ‘jou(w)’. Als je ‘jij’ kan zeggen, dan is ‘je’ het onderwerp in de zin. Moet je ‘jou’ of ‘jouw’ gebruiken, dan is er een ander onderwerp.
Een voorbeeld:
– De gids vind je nooit meer terug.
Hier kan je ‘je’ vervangen door ‘jij’, want de zin betekent dat jij de gids kwijt bent en dat je hem of haar niet meer zal vinden. ‘Je’ is dus het onderwerp en staat achter de stam ‘vind’: geen ’t’ dus!
– De gids vindt je nooit meer terug.
Nu is het de gids die jou aan het zoeken is – hij of zij vindt ‘jou’ niet! De gids is dus het onderwerp en dat kan je vervangen door ‘hij’ of ‘zij’, waardoor ‘vindt’ dus wel een ’t’ krijgt.
De verleden tijd?
Nog een groot struikelblok is het voltooid deelwoord, zoals in ‘hij heeft geklopt’ of ‘hij heeft geleefd’. Daarvoor hebben we vroeger de regel van ’t kofschip of ’t fokschaap geleerd, maar dat laat je maar op stal staan.
Ten eerste: in de verleden tijd schrijf je nooit -dt.
Twijfel je of een voltooid deelwoord op een ’t’ of op een ‘d’ moet eindigen? Probeer het dan te vervoegen, zoals in deze voorbeelden:
- voltooid/voltooit: ‘ik voltooide’ is met een ‘d’, dus ‘voltooid’ eindigt ook op een ‘d’.
- geleefd/geleeft: ‘ik leefde’ is met een ‘d’, dus ‘geleefd’ eindigt ook op een ‘d’.
- geklopd/geklopt: ‘ik klopte’ is met een ’t’, dus ‘geklopt’ eindigt ook op een ’t’.
De gebiedende wijs
Dan is er nog één speciaal geval: de gebiedende wijs. Eigenlijk zijn dat zinnen zonder onderwerp waarin je iemand iets opdraagt: ‘hou je vast’, ‘meld u aan’, ‘loop naar de bakker’…
Ook hier zal je nooit ‘dt’ zien staan, want in de gebiedende wijs moet je nooit ’t’ toevoegen. Als je twijfelt, vervang dan gewoon weer even het werkwoord in je hoofd: ‘rijd naar de bakker’ kan je veranderen in ‘loop naar de bakker’. Daar hoor je duidelijk dat er geen ’t’ achter moet, dus dat moet ook niet bij ‘rijd’.
Hi,
Er staat een klein foutje op de site;
Maak je geen zogen!
Hoi Nonja,
Bedankt voor de tip…;-) Meteen aangepast.
Groet, Ingeborg