Wanneer moet je een komma gebruiken?
Voor het plaatsen van een komma zijn een aantal algemene uitgangspunten. Er zijn namelijk geen “vaste of standaard” regels voor het gebruik van een komma. De regels zijn meer gebaseerd op conventies: de vaste gewoonten van een meerderheid van de ‘zorgvuldige’ taalgebruikers.
Adempauze
Allereerst zet je een komma als er bij het voorlezen een adempauze hoorbaar is. De toonhoogte waarmee de zin wordt uitgesproken, verandert ook vaak een beetje. Hoe langer de zin is, hoe meer behoefte er bestaat aan een rustpunt (en dus een komma) in de zin.
Een komma
- Tussen twee persoonsvormen: Omdat zij te laat kwam, miste zij de vergadering.
- Bij opsommingen: ‘Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.’
- Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: ‘Oma had een mooie, oude, donkere linnenkast.’
- Voor en na een bijstelling: ‘Schultz van Haegen, de minister van Infrastructuur en Milieu, deed een nieuw voorstel.’
- Voor en na een uitbreidende bijzin: ‘Mijn buurman Arend, die vroeger een collega van mij was, heeft alles geregeld voor het straatfeest.’ (Zie ook ons advies over de komma voor die en dat.)
- Na de aanhef: ‘Geachte heer/mevrouw,’.
- Na een slotgroet: ‘Met vriendelijke groet,’ en ‘Hoogachtend,’.
- Voor en/of na een aanspreking: ‘Sanne, heb je het naar je zin hier?’
Meer taaltips?
Een struikelblok: is het ik ga ervan uit, ervanuit of er vanuit? We leggen het uit in deze Taaltip.
Cursus Spelling
De Nederlandse taal kent heel veel verschillende regels en uitzonderingen als het gaat om spelling en grammatica. Hoe zat het ook alweer met die d’s en t’s? Hoe was de regel ook alweer voor het aaneenschrijven van samenstellingen? Leer het in een cursus Spelling. Vraag meteen een gratis brochure aan!
Volg ons